Spreuken 13:4-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. De ziel van de luiaard is begerig, maar tevergeefs,doch de ziel van de vlijtigen wordt overvloedig verkwikt.

5. De rechtvaardige haat leugentaal,maar de goddeloze maakt zich gehaat en wordt te schande.

6. Gerechtigheid bewaart de onberispelijken van wandel,maar goddeloosheid stort de zondaren in het verderf.

7. Sommigen stellen zich rijk aan,terwijl zij in het geheel niets hebben;anderen houden zich arm bij veel bezit.

8. Het losgeld voor iemands leven is zijn rijkdom,maar de arme krijgt geen bedreiging te horen.

9. Het licht der rechtvaardigen brandt blijde,maar de lamp der goddelozen wordt uitgeblust.

10. Door overmoed ontstaat slechts twist,maar bij hen die zich laten raden, is wijsheid.

11. Een vermogen, uit niets verkregen, slinkt weg;maar wie met eigen hand vergadert, wordt rijk.

12. Een langgerekt hopen maakt het hart ziek,maar een vervulde begeerte is een boom des levens.

Spreuken 13