7. Zwijg voor het aangezicht van de Here Here, want nabij is de dag des Heren; want de Here heeft een offermaal bereid; Hij heeft zijn genodigden geheiligd.
8. Het zal geschieden ten dage van het offermaal des Heren, dat Ik bezoeking zal doen over de vorsten en over de koningszonen en over allen die uitheemse kleding dragen.
9. Ook zal Ik te dien dage bezoeking doen over allen die over de drempel springen, die het huis hunner heren vullen met geweld en bedrog.
10. Het zal geschieden te dien dage, luidt het woord des Heren, dat er een luid geschreeuw zal zijn uit de Vispoort en een gehuil uit de Nieuwe stad en een luid gekraak van de heuvels.
11. Huilt, gij inwoners van de Vijzel, want al het kramersvolk gaat te gronde en alle geldwegers worden uitgeroeid.
12. Het zal te dien tijde geschieden, dat Ik Jeruzalem met lampen zal doorzoeken; Ik zal bezoeking doen over de mannen die dik geworden zijn op hun droesem, en die bij zichzelf denken: De Here doet geen goed en Hij doet geen kwaad.
13. Hun rijkdommen zullen zijn ter plundering en hun huizen ter verwoesting. Al bouwen zij huizen, zij zullen ze niet bewonen; al planten zij wijngaarden, zij zullen de wijn daarvan niet drinken.