8. Het is toch niet, zoals men van ons lastert en sommigen ons laten zeggen: Laten wij het kwade doen, opdat het goede eruit voortkome? Het oordeel over dezen is welverdiend.
9. Wat dan? Worden anderen boven ons gesteld? In geen enkel opzicht; wij hebben immers tevoren Joden zowel als Grieken beschuldigd, dat zij allen onder de zonde zijn,
10. gelijk geschreven staat:Niemand is rechtvaardig, ook niet één,
11. er is niemand, die verstandig is, niemand, die God ernstig zoekt;
12. allen zijn afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden;er is niemand, die doet wat goed is, zelfs niet één.
13. Hun keel is een open graf, met hun tong plegen zij bedrog, addergif is onder hun lippen;
14. hun mond is van vloek en bitterheid vol;
15. Snel zijn hun voeten om bloed te vergieten,
16. verwoesting en ellende zijn op hun wegen,
17. en de weg des vredes kennen zij niet.