1. Broeders, de begeerte mijns harten en mijn gebed over hun behoud gaan tot God uit.
2. Want ik getuig van hen, dat zij ijver voor God bezitten, maar zonder verstand.
3. Want onbekend met Gods gerechtigheid en trachtende hun eigen gerechtigheid te doen gelden, hebben zij zich aan de gerechtigheid Gods niet onderworpen.
4. Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft.
5. Want Mozes schrijft: De mens, die de gerechtigheid naar de wet doet, zal daardoor leven.
6. Maar de gerechtigheid uit het geloof spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal ten hemel opklimmen? namelijk om Christus te doen afdalen;
7. of: Wie zal in de afgrond nederdalen? namelijk om Christus uit de doden te doen opkomen.