10. De Geest des Heren kwam over hem, hij richtte Israël en trok uit ten strijde. De Here gaf Kusan-Risataïm, de koning van Aram, in zijn macht, zodat hij de overhand kreeg over Kusan-Risataïm.
11. Toen had het land veertig jaar rust. En Otniël, de zoon van Kenaz, stierf.
12. Maar de Israëlieten deden opnieuw wat kwaad is in de ogen des Heren; toen maakte de Here Eglon, de koning van Moab, sterk tegen Israël, omdat zij gedaan hadden wat kwaad is in de ogen des Heren.