9. toen uw vaderen Mij verzochten,Mij op de proef stelden, ofschoon zij mijn werk hadden gezien.
10. Veertig jaren heb Ik Mij geërgerd aan dat geslacht,Ik zeide: Het is een volk, dwalende van hart,en zij kennen mijn wegen niet.
11. Daarom heb Ik gezworen in mijn toorn:Tot mijn rustplaats zullen zij niet komen!