13. Op leeuw en adder zult gij treden,jonge leeuw en slang zult gij vertrappen.
14. Omdat hij Mij zeer bemint, zal Ik hem bevrijden;Ik zal hem beschutten, omdat hij mijn naam kent.
15. Roept hij Mij aan, Ik zal hem antwoorden;Ik zal in de benauwdheid bij hem zijn,Ik zal hem uitredden en tot ere brengen.
16. Met lengte van dagen zal Ik hem verzadigen,en Ik zal hem mijn heil doen zien.