Psalmen 89:26-42 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

26. ook zal Ik zijn hand leggen op de zee,en zijn rechterhand op de stromen.

27. Hij zal tot Mij zeggen: Gij zijt mijn Vader,mijn God en de rots van mijn heil.

28. Ja, Ik zal hem tot een eerstgeborene stellen,tot de hoogste van de koningen der aarde.

29. Voor altoos zal Ik jegens hem mijn goedertierenheid bewarenen mijn verbond zal voor hem vast blijven;

30. zijn nakroost zal Ik voor immer doen voortbestaan,en zijn troon als de dagen des hemels.

31. Indien zijn zonen mijn wet verlaten,en niet naar mijn verordeningen wandelen;

32. indien zij mijn inzettingen ontwijden,en mijn geboden niet onderhouden,

33. dan zal Ik hun overtreding met de roede bezoeken,en hun ongerechtigheid met plagen;

34. maar mijn goedertierenheid zal Ik hem niet onthouden,mijn trouw zal Ik niet verloochenen,

35. mijn verbond zal Ik niet ontwijden,noch veranderen wat over mijn lippen gekomen is.

36. Eenmaal heb Ik bij mijn heiligheid gezworen:Hoe zou Ik tegenover David liegen!

37. Zijn nakroost zal voor altoos bestaan,zijn troon zal als de zon vóór Mij zijn;

38. als de maan zal hij voor altoos vaststaan,en de getuige aan de hemel is getrouw. sela

39. Toch hebt Gij verstoten en versmaad,Gij zijt verbolgen geweest op uw gezalfde;

40. het verbond met uw knecht hebt Gij teniet gedaan,zijn kroon ter aarde toe ontwijd;

41. al zijn muren hebt gij verbroken,zijn vestingen tot een puinhoop gemaakt;

42. allen die op de weg voorbijgingen, plunderden hem,hij werd een smaad voor zijn naburen;

Psalmen 89