16. Welzalig het volk dat de jubelroep kent,zij wandelen, Here, in het licht van uw aanschijn;
17. in uw naam juichen zij de ganse dag,en door uw gerechtigheid worden zij verhoogd.
18. Want Gij zijt de luister hunner sterkte,en door uw welbehagen zult Gij onze hoorn verhogen;
19. want van de Here is ons schild,van de Heilige Israëls onze koning.
20. Gij hebt weleer in een gezicht gesprokentot uw gunstgenoten en gezegd:Aan een held heb Ik hulp toebedeeld,Ik heb een verkorene uit het volk verheven;
21. Ik heb David, mijn knecht, gevonden,met mijn heilige olie heb Ik hem gezalfd;
22. voor wie mijn hand tot steun zal zijn,ook zal mijn arm hem sterken;
23. geen vijand zal hem overvallen,geen booswicht zal hem verdrukken;
24. ja, Ik zal zijn tegenstanders voor zijn aangezicht verpletteren,wie hem haten, zal Ik verslaan.