14. Gij hebt een machtige arm,uw hand is sterk, uw rechterhand verheven;
15. gerechtigheid en recht zijn de grondslag van uw troon,goedertierenheid en trouw gaan voor uw aangezicht henen.
16. Welzalig het volk dat de jubelroep kent,zij wandelen, Here, in het licht van uw aanschijn;
17. in uw naam juichen zij de ganse dag,en door uw gerechtigheid worden zij verhoogd.
18. Want Gij zijt de luister hunner sterkte,en door uw welbehagen zult Gij onze hoorn verhogen;