4. Verheug de ziel van uw knecht,want tot U, Here, hef ik mijn ziel op.
5. Want Gij, o Here, zijt goed en gaarne vergevend,rijk in goedertierenheid voor allen die U aanroepen.
6. O Here, neem mijn gebed ter ore,sla acht op mijn luide smekingen.
7. Ten dage mijner benauwdheid roep ik U aan,want Gij antwoordt mij.
8. Onder de goden is niemand U gelijk, o Here,en niets is als uw werken.
9. Alle volken, die Gij gemaakt hebt, zullen komenen zich voor U nederbuigen, o Here,en uw naam eren;
10. want Gij zijt groot en doet wonderen,Gij, o God, alleen.