Psalmen 7:9-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. De Here richt de volken.Doe mij recht, Here, naar mijn gerechtigheid,en naar mijn onschuld, die bij mij is.

10. Laat de boosheid der goddelozen een einde nemen,maar bevestig Gij de rechtvaardige,Gij, die hart en nieren toetst,rechtvaardige God.

11. Mijn schild is bij God,die de oprechten van hart verlost;

12. God is een rechtvaardig Rechteren een God, die te allen dage toornt.

13. Bekeert iemand zich niet, dan wet Hij zijn zwaard,spant zijn boog en legt aan,

14. Hij richt op hem zijn dodelijke wapenen,maakt zijn pijlen tot brandende schichten.

15. Zie, wie met ongerechtigheid bevrucht werd,is zwanger van onheil en baart leugen.

16. Hij delft een kuil en graaft die uit,maar valt zelf in de groeve die hij maakte.

17. Het onheil dat hij stichtte, keert weder op zijn hoofd,en zijn geweld komt neder op zijn schedel.

18. Ik zal de Here loven naar zijn gerechtigheid,en de naam des Heren, des Allerhoogsten, psalmzingen.

Psalmen 7