Psalmen 66:1-3 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Voor de koorleider. Een psalm. Een lied.Juicht Gode, gij ganse aarde,

2. psalmzingt de heerlijkheid van zijn naam;maakt zijn lof heerlijk.

3. Zegt tot God: Hoe geducht zijn uw werken;vanwege uw machtige grootheidbrengen uw vijanden U veinzend hulde.

Psalmen 66