4. Ongerechtigheden hadden de overhand over mij;onze overtredingen – Gij verzoent ze.
5. Welzalig hij, die Gij verkiest en doet naderen,opdat hij wone in uw voorhoven.Wij zullen verzadigd worden met het goede van uw huis,het heilige van uw tempel.
6. Met geduchte daden antwoordt Gij ons in gerechtigheid,o God van ons heil,Gij, vertrouwen van alle einden der aardeen van de verste zeeën;
7. Gij, die de bergen vastzet door uw kracht,met sterkte omgord;
8. die het bruisen der zeeën doet bedaren,het bruisen van haar golven en het rumoer der natiën.