Psalmen 64:4-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. die hun tong wetten als een zwaard,die hun pijl aanleggen – een bitter woord –

5. om in het verborgene op de onschuldige te schieten;plotseling schieten zij op hem, zonder iets te ontzien.

6. Zij verstouten zich tot een boos stuk,zij spreken ervan strikken te verbergen;zij zeggen: Wie ziet ze?

7. Zij zinnen op euveldaden:„Wij zijn gereed, het plan is goed bedacht”.Ja, ieders binnenste en hart is ondoorgrondelijk.

8. Maar plotseling treft God hen met een pijl;daar zijn nu hun wonden.

9. Hun tong doet hen over zichzelf struikelen;al wie naar hen ziet, schudt het hoofd.

10. Dan vrezen alle mensen en verkondigen Gods daad,en slaan acht op zijn werk.

Psalmen 64