6. Als met vet en merg word ik verzadigd,mijn mond looft met jubelende lippen,
7. wanneer ik Uwer gedenk op mijn legerstede,in nachtwaken over U peins.
8. Want Gij zijt mij een hulp geweest,in de schaduw van uw vleugelen jubel ik.
9. Mijn ziel is aan U verkleefd,uw rechterhand houdt mij vast.