1. Voor de koorleider. Bij snarenspel. Van David.
2. Hoor toch, o God, mijn smeking,sla acht op mijn gebed.
3. Van het einde des lands roep ik tot U, omdat mijn hart bezwijkt;leid mij op een rots die mij te hoog zou zijn.
4. Want Gij zijt mij een schuilplaats geweest,een sterke toren tegen de vijand.
5. Laat mij in uw tent voor altoos vertoeven,laat mij schuilen, geborgen onder uw vleugelen. sela
6. Want Gij, o God, hebt gehoord naar mijn geloften,Gij hebt het erfdeel gegeven van hen die uw naam vrezen.