7. Zij willen aanvallen, zij spieden, zij nemen mijn schreden waar,terwijl zij loeren op mijn leven.
8. Zou er voor hen bij zoveel boosheid ontkoming zijn?Stort de volken in toorn neder, o God!
9. Mijn omzwerving hebt Gij te boek gesteld,doe mijn tranen in uw kruik;zijn zij niet in uw boek?
10. Dan zullen mijn vijanden terugwijken ten dage dat ik roep;dit weet ik: dat God met mij is.
11. Op God, wiens woord ik prijs,op de Here, wiens woord ik prijs,
12. op God vertrouw ik, ik vrees niet;wat zou een mens mij aandoen?
13. Op mij, o God, rusten geloften, U toegezegd,lofoffers zal ik U betalen,
14. want Gij hebt mijn leven gered van de dood;immers ook mijn voet van aanstoot,zodat ik voor Gods aangezicht mag wandelenin het licht des levens.