1. Voor de koorleider. Een leerdicht van David,
2. toen de Edomiet Doëg aan Saul mededeling was komen doen en tot hem gezegd had: David is in het huis van Achimelek gekomen.
3. Wat beroemt gij u op het kwade, gij geweldige?Gods goedertierenheid duurt toch de ganse dag.
4. Gij zint op verderf,uw tong is als een scherpgeslepen scheermes,gij, die bedrog pleegt.
5. Gij hebt het kwade lief boven het goede,leugen boven waarheid spreken. sela