13. Eet Ik soms stierevlees,of drink Ik bokkebloed?
14. Offer Gode lofen betaal de Allerhoogste uw geloften;
15. roep Mij aan ten dage der benauwdheid,Ik zal u redden en gij zult Mij eren. sela
16. Maar tot de goddeloze zegt God:Wat hebt gij mijn inzettingen op te tellen,en neemt mijn verbond in uw mond,
17. hoewel gij de tucht haat,en mijn woorden achter u werpt?
18. Indien gij een dief ziet, dan houdt gij het met hem,met overspelers is uw deel.
19. Uw mond laat gij in boosheid gaan,uw tong koppelt bedrog aaneen;
20. gij zit en spreekt tegen uw broeder,gij werpt smaad op de zoon van uw moeder.
21. Dit hebt gij gedaan en Ik heb gezwegen;gij beeldt u in, dat Ik geheel en al ben als gij.Ik wil u berispen en het u onder het oog brengen.