Psalmen 50:10-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. want Mij behoort al het gedierte van het woud,het vee op bergen, rijk aan runderen.

11. Ik ken al het gevogelte der bergen,wat zich roert op het veld, staat Mij ter beschikking.

12. Indien Ik honger had, zou Ik het u niet zeggen,want Mij behoort de wereld en haar volheid.

13. Eet Ik soms stierevlees,of drink Ik bokkebloed?

14. Offer Gode lofen betaal de Allerhoogste uw geloften;

15. roep Mij aan ten dage der benauwdheid,Ik zal u redden en gij zult Mij eren. sela

16. Maar tot de goddeloze zegt God:Wat hebt gij mijn inzettingen op te tellen,en neemt mijn verbond in uw mond,

17. hoewel gij de tucht haat,en mijn woorden achter u werpt?

18. Indien gij een dief ziet, dan houdt gij het met hem,met overspelers is uw deel.

19. Uw mond laat gij in boosheid gaan,uw tong koppelt bedrog aaneen;

20. gij zit en spreekt tegen uw broeder,gij werpt smaad op de zoon van uw moeder.

Psalmen 50