13. Want rampen omgeven mij, zonder getal;mijn ongerechtigheden hebben mij achterhaald,ik kan ze niet overzien;zij zijn talrijker dan de haren van mijn hoofd,en mijn hart is mij ontzonken.
14. Het behage U, Here, mij te redden; Here, haast U mij ter hulpe.
15. Laten tezamen beschaamd en schaamrood worden,wie mij het leven zoeken te benemen;terugdeinzen en te schande worden,wie mijn onheil begeren.
16. Laten verstommen van schaamte,wie over mij roepen: Ha, ha!