10. De Here verbreekt de raad der volken,Hij verijdelt de gedachten der natiën;
11. de raad des Heren houdt eeuwig stand,de gedachten zijns harten van geslacht tot geslacht.
12. Welzalig het volk, welks God de Here is,de natie, die Hij Zich ten erfdeel koos.
13. De Here schouwt uit de hemel,Hij slaat alle mensenkinderen gade;
14. uit zijn woonplaats ziet Hijnaar alle bewoners der aarde,
15. Hij, die hun aller harten vormt,die al hun werken doorgrondt.
16. Geen koning wordt behouden door een machtig leger,geen held wordt gered door geweldige kracht;
17. het paard faalt ter overwinning,en doet niet ontkomen door zijn geweldige sterkte.
18. Zie, des Heren oog is op hen die Hem vrezen,die op zijn goedertierenheid hopen,
19. om hun ziel van de dood te redden,en hen in het leven te houden in hongersnood.
20. Onze ziel verwacht de Here,Hij is onze hulp en ons schild.
21. Ja, in Hem verheugt zich ons hart,ja, op zijn heilige naam vertrouwen wij.
22. Uw goedertierenheid, Here, zij over ons,gelijk wij op U hopen.