4. Nochtans zijt Gij de Heilige,die troont op de lofzangen Israëls.
5. Op U hebben onze vaderen vertrouwd,zij hebben vertrouwd, en Gij deedt hen ontkomen;
6. tot U hebben zij geroepen en zij werden gered,op U hebben zij vertrouwd en zij zijn niet beschaamd.
7. Maar ik ben een worm en geen man,een smaad voor de mensen en veracht door het volk.
8. Allen die mij zien, bespotten mij,zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd:
9. Wentel het op de Here – laat die hem verlossen,hem redden, Hij heeft immers welgevallen aan hem!