9. Gij zult hen verpletteren met een ijzeren knots,hen stukslaan als pottenbakkerswerk.
10. Nu dan, gij koningen, weest verstandig,laat u gezeggen, gij richters der aarde.
11. Dient de Here met vrezeen verheugt u met beving.
12. Kust de zoon, opdat hij niet toorneen gij onderweg niet te gronde gaat,want zeer licht ontbrandt zijn toorn.Welzalig allen die bij Hem schuilen!