Psalmen 139:3-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. Gij onderzoekt mijn gaan en mijn liggen,met al mijn wegen zijt Gij vertrouwd.

4. Want er is geen woord op mijn tong,of, zie, Here, Gij kent het volkomen;

5. Gij omgeeft mij van achteren en van vorenen Gij legt uw hand op mij.

6. Het begrijpen is mij te wonderbaar,te verheven, ik kan er niet bij.

7. Waarheen zou ik gaan voor uw Geest,waarheen vlieden voor uw aangezicht?

8. Steeg ik ten hemel – Gij zijt daar,of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde – Gij zijt er;

9. nam ik vleugelen van de dageraad,ging ik wonen aan het uiterste der zee,

10. ook daar zou uw hand mij geleiden,uw rechterhand mij vastgrijpen.

11. Zeide ik: Duisternis moge mij overvallen,dan is de nacht een licht om mij heen;

12. zelfs de duisternis verbergt niet voor U,maar de nacht licht als de dag,de duisternis is als het licht.

13. Want Gij hebt mijn nieren gevormd,mij in de schoot van mijn moeder geweven.

Psalmen 139