20. die arglistig tegen U sprekenen uw naam tot leugen gebruiken, uw tegenstanders.
21. Zou ik niet haten, Here, wie U haten,niet verafschuwen wie tegen U opstaan?
22. Ik haat hen met een volkomen haat,tot vijanden zijn zij mij.
23. Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart,toets mij en ken mijn gedachten;