2. Looft de God der goden,want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
3. Looft de Heer der heren,want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
4. Hem, die grote wonderen doet, Hij alleen,want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
5. die met verstand de hemel schiep,want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
6. die de aarde op de wateren uitbreidde,want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;
7. die de grote lichten maakte,want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid;