Psalmen 119:98-113 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

98. Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden,want het is altoos bij mij.

99. Ik ben verstandiger dan al mijn leermeesters,want uw getuigenissen zijn mij tot overdenking.

100. Ik heb meer inzicht dan de ouden,want ik bewaar uw bevelen.

101. Ik weerhoud mijn voeten van alle boze paden,opdat ik uw woord onderhoude.

102. Ik wijk niet af van uw verordeningen,want Gij onderwijst mij.

103. Hoe aangenaam zijn uw redenen voor mijn verhemelte,meer dan honig voor mijn mond.

104. Uit uw bevelen heb ik inzicht ontvangen;daarom haat ik elk leugenpad.

105. Uw woord is een lamp voor mijn voeten een licht op mijn pad.

106. Ik heb gezworen, en ik zal het gestand doen,dat ik uw rechtvaardige verordeningen zal onderhouden.

107. Ik ben al te zeer verdrukt,o Here, maak mij levend naar uw woord.

108. Heb welbehagen, Here, in de vrijwillige offers van mijn mond,en leer mij uw verordeningen.

109. Mijn leven is bestendig in gevaar,maar uw wet vergeet ik niet.

110. Goddelozen leggen mij een strik,maar van uw bevelen dwaal ik niet af.

111. Uw getuigenissen heb ik voor altoos ten erve ontvangen,want zij zijn de blijdschap mijns harten.

112. Ik neig mijn hart om uw inzettingen te doen,voor altoos, ten einde toe.

113. Ik haat weifelaars,maar uw wet heb ik lief.

Psalmen 119