Psalmen 119:118-133 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

118. Gij verwerpt allen die van uw inzettingen afdwalen,want hun bedrog is ijdel.

119. Alle goddelozen der aarde doet gij weg als schuim,daarom heb ik uw getuigenissen lief.

120. Mijn vlees beeft van schrik voor U,ik vrees voor uw oordelen.

121. Ik heb recht en gerechtigheid gedaan,geef mij niet over aan mijn verdrukkers.

122. Wees borg voor uw knecht ten goede,laten overmoedigen mij niet verdrukken.

123. Mijn ogen smachten naar uw heil,en naar het woord uwer gerechtigheid.

124. Doe met uw knecht naar uw goedertierenheid,en leer mij uw inzettingen.

125. Ik ben uw knecht, geef mij verstand,opdat ik uw getuigenissen kenne.

126. Het is tijd voor de Here om te handelen,zij hebben uw wet verbroken.

127. Daarom heb ik uw geboden lief,meer dan goud, ja dan fijn goud;

128. daarom houd ik al uw bevelen in alles voor recht,ik haat elk leugenpad.

129. Wonderbaar zijn uw getuigenissen,daarom bewaart ze mijn ziel.

130. Het openen van uw woorden verspreidt licht,het geeft de onverstandigen inzicht.

131. Ik doe mijn mond wijd open en hijg,want ik verlang naar uw geboden.

132. Wend U tot mij en wees mij genadig,zoals recht is voor wie uw naam liefhebben.

133. Bevestig mijn schreden naar uw toezegging,laat generlei onrecht over mij heersen.

Psalmen 119