110. Goddelozen leggen mij een strik,maar van uw bevelen dwaal ik niet af.
111. Uw getuigenissen heb ik voor altoos ten erve ontvangen,want zij zijn de blijdschap mijns harten.
112. Ik neig mijn hart om uw inzettingen te doen,voor altoos, ten einde toe.
113. Ik haat weifelaars,maar uw wet heb ik lief.
114. Gij zijt mijn schuilplaats en mijn schild,ik hoop op uw woord.