Psalmen 106:19-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. Zij maakten een kalf bij Horeben bogen zich neer voor een gegoten beeld;

20. zij verruilden hun Eertegen het beeld van een rund dat gras eet.

21. Zij vergaten God, hun Verlosser,die grote dingen in Egypte gedaan had,

22. wonderen in het land van Cham,geduchte daden bij de Schelfzee.

23. Toen zeide Hij, dat Hij hen zou verdelgen –indien Mozes, zijn uitverkorene,niet vóór Hem in de bres had gestaanom zijn grimmigheid af te wenden,zodat Hij hen niet verdierf.

24. Zij versmaadden het kostelijke land,zij geloofden zijn woord niet;

25. zij morden in hun tenten,zij luisterden niet naar de stem des Heren.

26. Toen zwoer Hij hun met opgeheven hand,dat Hij hen zou neervellen in de woestijn,

27. ook hun nakroost zou neervellen onder de volken,en hen verstrooien over de landen.

28. Toen zij zich aan Baäl-Peor koppelden,en dodenoffers aten,

29. en Hem tergden door hun daden,brak een plaag onder hen uit.

30. Maar Pinechas trad op en hield gericht;toen werd de plaag afgewend.

31. Dat werd hem tot gerechtigheid gerekend,van geslacht tot geslacht, voor altoos.

Psalmen 106