18. Een vuur ontbrandde onder hun bende,een vlam verteerde de goddelozen.
19. Zij maakten een kalf bij Horeben bogen zich neer voor een gegoten beeld;
20. zij verruilden hun Eertegen het beeld van een rund dat gras eet.
21. Zij vergaten God, hun Verlosser,die grote dingen in Egypte gedaan had,