Psalmen 105:21-39 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

21. hij stelde hem tot heer over zijn huis,tot heerser over al zijn bezit,

22. om zijn vorsten te binden naar zijn goeddunken,en zijn oudsten leerde hij wijsheid.

23. Toen Israël naar Egypte gekomen was,en Jakob als vreemdeling vertoefde in het land van Cham,

24. maakte Hij zijn volk zeer vruchtbaaren machtiger dan zijn tegenstanders.

25. Hij veranderde hun harten, zodat zij zijn volk haattenen listig handelden tegen zijn knechten.

26. Hij zond Mozes, zijn knecht,en Aäron, die Hij Zich verkoren had.

27. Zij deden onder hen zijn aangekondigde tekenenen wonderen in het land van Cham.

28. Hij zond duisternis, maakte het duister;en zij waren tegen zijn woorden niet weerspannig.

29. Hij veranderde hun wateren in bloeden deed hun vissen sterven;

30. hun land wemelde van kikvorsen,zelfs in de kamers van hun koningen.

31. Hij sprak, en er kwamen steekvliegen,muggen over hun ganse gebied.

32. Hij maakte hun regens tot hagel,gaf laaiend vuur over hun land;

33. Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboomen verbrak het geboomte in hun gebied.

34. Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen,verslinders zonder tal;

35. zij aten al het groene kruid in hun landen aten de vrucht van hun akker.

36. Hij sloeg alle eerstgeborenen in hun land,de eerstelingen van hun ganse kracht.

37. Hij voerde hen uit met zilver en goud,en er was in hun stammen niemand die struikelde.

38. Egypte verheugde zich, toen zij uittrokken,want vrees voor hen was op hen gevallen.

39. Hij breidde een wolk uit tot bedekking,en vuur om de nacht te verlichten.

Psalmen 105