Psalmen 104:6-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. De waterdiepte – Gij hebt haar als met een kleed bedekt,boven de bergen stonden de wateren;

7. zij vloden voor uw dreigen,zij haastten zich weg voor de stem van uw donder;

8. bergen rezen op, dalen zonken neerop de plaats waar Gij hun grondslag hebt gelegd.

9. Gij hebt een grens gesteld, die zij niet overschrijden:zij zullen de aarde niet weer bedekken.

10. Hij zendt de bronnen naar de beken,tussen de bergen vloeien zij daarheen;

11. zij drenken alle dieren des velds,de wilde ezels lessen hun dorst.

12. Daarbij woont het gevogelte des hemels,van tussen de takken laat het zijn lied horen.

13. Hij drenkt de bergen uit zijn opperzalen,van de vrucht uwer werken wordt de aarde verzadigd.

14. Hij doet het gras ontspruiten voor het vee,het groene kruid ter bewerking door de mens,brood uit de aarde voortbrengende

15. en wijn, die het hart des mensen verheugt,het aangezicht doende glanzen van olie;ja, brood, dat het hart des mensen versterkt.

16. De bomen des Heren worden verzadigd,de ceders van de Libanon, die Hij heeft geplant,

17. waar de vogels nestelen.Des ooievaars huis zijn de cypressen,

18. de hoge bergen zijn voor de steenbokken,de rotsen een schuilplaats voor de klipdassen.

19. Hij heeft de maan gemaakt voor de vaste tijden,de zon kent de tijd van haar ondergang.

20. Beschikt Gij duisternis, dan wordt het nacht,dan roert zich al het gedierte van het woud;

21. de jonge leeuwen brullen om roofen begeren hun spijze van God.

Psalmen 104