6. Beter is een handvol rust dan beide vuisten vol zwoegen en najagen van wind.
7. Wederom aanschouwde ik een ijdelheid onder de zon:
8. daar is er een zonder metgezel, ook zoon of broeder heeft hij niet, en er is geen einde aan al zijn zwoegen; ook worden zijn ogen niet verzadigd van rijkdom; – voor wie tob ik mij dan af en ontzeg ik mij het goede? Ook dit is ijdelheid en een kwaad ding.