3. als hun offergave brachten zij voor het aangezicht des Heren: zes overdekte wagens en twaalf runderen, één wagen voor elke twee vorsten en voor ieder één rund, en zij brachten ze vóór de tabernakel.
4. Toen zeide de Here tot Mozes:
5. Neem deze van hen in ontvangst en laat ze dienen voor de dienst aan de tent der samenkomst; geef ze aan de Levieten, naardat ieder voor zijn dienst behoeft.
6. Toen nam Mozes de wagens en de runderen in ontvangst en gaf ze aan de Levieten;
7. twee wagens en vier runderen gaf hij aan de Gersonieten, naardat zij voor hun dienst behoefden,
8. en vier wagens en acht runderen gaf hij aan de Merarieten, naardat zij voor hun dienst behoefden, onder leiding van Itamar, de zoon van de priester Aäron.