1. De familiehoofden van het geslacht der zonen van Gilead, de zoon van Makir, de zoon van Manasse, uit de geslachten der zonen van Jozef, naderden en spraken in tegenwoordigheid van Mozes en van de vorsten, de familiehoofden der Israëlieten,
2. en zeiden: De Here heeft mijn heer geboden het land door het lot de Israëlieten ten erfdeel te geven, en door de Here is aan mijn heer geboden het erfdeel van onze broeder Selofchad aan zijn dochters te geven.