Numeri 35:19-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. De bloedwreker zelf zal de doodslager doden; wanneer hij hem aantreft, zal hij hem doden.

20. En indien hij hem in haat gestoten of met opzet naar hem geworpen heeft, zodat hij stierf,

21. of indien hij hem in vijandschap met zijn hand zo geslagen heeft, dat hij stierf, zal degene die gedood heeft, zeker gedood worden; hij is een doodslager; de bloedwreker zal de doodslager doden, als hij hem aantreft.

22. Maar indien hij hem onvoorziens, zonder vijandschap, gestoten of zonder opzet enig voorwerp naar hem geworpen heeft,

23. of achteloos een steen, waardoor iemand zou kunnen sterven, op hem heeft laten vallen, zodat hij stierf, terwijl hij hem niet vijandig gezind was noch zijn kwaad zocht,

24. dan zal de vergadering krachtens deze bepalingen recht spreken tussen degene die gedood heeft, en de bloedwreker;

25. en de vergadering zal de doodslager uit de hand van de bloedwreker bevrijden, en de vergadering zal hem naar de vrijstad doen terugkeren, waarheen hij gevlucht was, waar hij wonen zal tot de dood van de hogepriester, die men met de heilige olie gezalfd heeft.

26. Indien echter de doodslager de grens van de vrijstad, waarheen hij gevlucht was, ook maar even overschrijdt,

27. en de bloedwreker vindt hem buiten het gebied van zijn vrijstad, en de bloedwreker slaat de doodslager dood, dan zal het hem niet tot bloedschuld zijn.

28. Want in de vrijstad zal hij moeten wonen tot de dood van de hogepriester, en na de dood van de hogepriester zal de doodslager naar het land zijner bezitting mogen terugkeren.

29. Dit zal voor u als een rechtsinzetting gelden voor uw nageslacht in al uw woonplaatsen.

30. Men zal ieder, die iemand gedood heeft, volgens de verklaring van getuigen als een doodslager doden, maar één enkele getuige zal niet tegen iemand kunnen optreden in een halszaak.

31. En gij zult voor het leven van een doodslager, die des doods schuldig is, geen losgeld aannemen, maar hij zal zeker gedood worden.

Numeri 35