5. Daarbij een tiende efa fijn meel tot een spijsoffer, aangemaakt met een vierde hin gestoten olie.
6. Het is het dagelijks brandoffer, dat op de berg Sinai ingesteld is tot een liefelijke reuk, een vuuroffer voor de Here.
7. En het bijbehorend plengoffer zal zijn een vierde hin voor elk schaap; pleng een plengoffer van bedwelmende drank in het heiligdom voor de Here.
8. En het andere schaap zult gij in de avondschemering bereiden; gelijk het spijsoffer des morgens en gelijk het bijbehorend plengoffer zult gij het bereiden, een vuuroffer van liefelijke reuk voor de Here.
9. En op de sabbatdag twee gave, éénjarige schapen en twee tienden fijn meel als spijsoffer, aangemaakt met olie, en het bijbehorend plengoffer.
10. Het is het brandoffer van de sabbat op elke sabbat boven het dagelijks brandoffer en het bijbehorend plengoffer.
11. En bij het begin uwer maanden zult gij de Here een brandoffer brengen: twee jonge stieren, één ram, zeven gave, éénjarige schapen;
12. en drie tienden fijn meel als spijsoffer, aangemaakt met olie, bij elke stier; en twee tienden fijn meel als spijsoffer, aangemaakt met olie, bij de éne ram;
13. en telkens een tiende fijn meel als spijsoffer, aangemaakt met olie, bij elk schaap; een brandoffer, een liefelijke reuk, een vuuroffer voor de Here.
14. En de bijbehorende plengoffers zullen bestaan uit een halve hin wijn bij een stier, en een derde hin bij een ram, en een vierde hin bij een schaap. Dit is het maandelijks brandoffer in elke maand van de maanden des jaars.
15. En één geitebok zal tot een zondoffer voor de Here bereid worden met het bijbehorend plengoffer boven het dagelijks brandoffer.
16. En in de eerste maand, op de veertiende dag der maand, zal het Pascha voor de Here zijn.