11. maar de zonen van Korach waren niet gestorven.
12. De zonen van Simeon, naar hun geslachten, waren: van Nemuël het geslacht der Nemuëlieten; van Jamin het geslacht der Jaminieten; van Jakin het geslacht der Jakinieten;
13. van Zerach het geslacht der Zarchieten en van Saul het geslacht der Saulieten.
14. Dit waren de geslachten der Simeonieten, tweeëntwintigduizend tweehonderd.