Numeri 2:8-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. en zijn leger, dat uit zijn getelden bestond, bedroeg zevenenvijftigduizend vierhonderd.

9. Al de getelden van de legerplaats van Juda waren honderdzesentachtigduizend vierhonderd naar hun legerscharen. Zij zullen het eerst opbreken.

10. Het vendel van de legerplaats van Ruben zal aan de zuidzijde zijn, naar hun legerscharen. De vorst nu der zonen van Ruben was Elisur, de zoon van Sedeür;

11. en zijn leger, dat uit zijn getelden bestond, bedroeg zesenveertigduizend vijfhonderd.

12. Naast hem zal de stam Simeon zich legeren. De vorst nu der zonen van Simeon was Selumiël, de zoon van Surisaddai;

13. en zijn leger, dat uit hun getelden bestond, bedroeg negenenvijftigduizend driehonderd.

14. Voorts de stam Gad: de vorst nu der zonen van Gad van Eljasaf, de zoon van Reüel;

15. en zijn leger dat uit hun getelden bestond, bedroeg vijfenveertigduizend zeshonderd vijftig.

16. Al de getelden van de legerplaats van Ruben waren honderdeenenvijftigduizend vierhonderd vijftig naar hun legerscharen. Zij zullen in de tweede plaats opbreken.

17. De tent der samenkomst nu, de legerplaats der Levieten, zal te midden van de legerplaatsen opbreken; zoals zij zich zullen legeren, zullen zij ook opbreken, ieder op zijn plaats naar hun vendels.

18. Het vendel van de legerplaats van Efraïm naar hun legerscharen zal aan de westzijde zijn. De vorst nu der zonen van Efraïm was Elisama, de zoon van Ammihud;

19. en zijn leger, dat uit hun getelden bestond, bedroeg veertigduizend vijfhonderd.

20. Naast hem de stam Manasse: de vorst nu der zonen van Manasse was Gamliël, de zoon van Pedasur;

21. en zijn leger, dat uit hun getelden bestond, bedroeg tweeëndertigduizend tweehonderd.

22. Voorts de stam Benjamin: de vorst nu der zonen van Benjamin was Abidan, de zoon van Gidoni;

23. en zijn leger, dat uit hun getelden bestond, bedroeg vijfendertigduizend vierhonderd.

24. Al de getelden van de legerplaats van Efraïm waren honderdachtduizend éénhonderd, naar hun legerscharen. Zij zullen in de derde plaats opbreken.

25. Het vendel van de legerplaats van Dan zal aan de noordzijde zijn, naar hun legerscharen. De vorst nu der zonen van Dan was Achiëzer, de zoon van Ammisaddai;

26. en zijn leger, dat uit hun getelden bestond, bedroeg tweeënzestigduizend zevenhonderd.

Numeri 2