4. en zijn leger, dat uit hun getelden bestond, bedroeg vierenzeventigduizend zeshonderd.
5. Naast hem zal de stam Issakar zich legeren. De vorst nu der zonen van Issakar was Netanel, de zoon van Suar;
6. en zijn leger, dat uit zijn getelden bestond, bedroeg vierenvijftigduizend vierhonderd.