2. en zij stelden zich vóór Mozes met tweehonderd vijftig mannen uit de Israëlieten, hoofden der vergadering, opgeroepenen ter volksvergadering, mannen van naam.
3. Zij dan liepen te hoop tegen Mozes en Aäron en zeiden tot hen: Laat het u genoeg zijn, want de gehele vergadering, zij allen zijn heiligen, en de Here is in hun midden. Waarom verheft gij u dan boven de gemeente des Heren?
4. Toen Mozes het hoorde, wierp hij zich op zijn aangezicht.
5. En hij sprak tot Korach en zijn gehele aanhang: Morgen, dan zal de Here doen weten, wie Hem toebehoort, en wie de heilige is, dat Hij hem tot Zich doe naderen; die Hij verkiezen zal, zal Hij tot Zich doen naderen.
6. Doet dit: neemt u vuurpannen, gij, Korach en gij, zijn gehele aanhang,
7. doet dan vuur daarin en legt er morgen reukwerk op voor het aangezicht des Heren, en de man die de Here verkiezen zal, die zal de heilige zijn. Laat het u genoeg zijn, Levieten.
8. Toen zeide Mozes tot Korach: Hoort toch, gij Levieten!