Numeri 12:9-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Daarom ontbrandde de toorn des Heren tegen hen en Hij ging heen.

10. Toen nu de wolk van boven de tent geweken was, zie, Mirjam was melaats als sneeuw; toen Aäron zich tot Mirjam omwendde, ziedaar een melaatse!

11. Toen zeide Aäron tot Mozes: Ach mijn heer, reken ons toch de zonde niet toe, die wij in onze dwaasheid begaan hebben.

12. Laat haar toch niet zijn als een doodgeborene, wiens vlees reeds half vergaan is, wanneer hij uit de schoot zijner moeder komt.

13. En Mozes riep tot de Here: O God, genees haar toch.

Numeri 12