12. Toen braken de Israëlieten uit de woestijn Sinai op in de voorgeschreven orde van opbreken, en de wolk bleef rusten in de woestijn Paran.
13. Dit nu was de eerste maal, dat zij opbraken volgens het bevel des Heren door de dienst van Mozes.
14. In de eerste plaats brak het vendel van de legerplaats der Judeeërs op volgens hun legerscharen; aan het hoofd van het leger van Juda stond Nachson, de zoon van Amminadab;
15. aan het hoofd van het leger van de stam der Issakarieten stond Netanel, de zoon van Suar;
16. aan het hoofd van het leger van de stam der Zebulonieten stond Eliab, de zoon van Chelon.
17. Daarna werd de tabernakel afgebroken, en braken de Gersonieten en de Merarieten op, die de tabernakel droegen.
18. Vervolgens brak het vendel van de legerplaats van Ruben op volgens hun legerscharen; aan het hoofd van het leger van Ruben stond Elisur, de zoon van Sedeür;
19. aan het hoofd van het leger van de stam der Simeonieten stond Selumiël, de zoon van Surisaddai;
20. aan het hoofd van het leger van de stam der Gadieten stond Eljasaf, de zoon van Reüel.
21. Daarna braken de Kehatieten op, die het heilige droegen; men richtte de tabernakel op, voordat zij kwamen.
22. Dan brak het vendel van de legerplaats der Efraïmieten op volgens hun legerscharen; aan het hoofd van het leger van Efraïm stond Elisama, de zoon van Ammihud;
23. aan het hoofd van het leger van de stam der Manassieten stond Gamliël, de zoon van Pedasur;
24. aan het hoofd van het leger van de stam der Benjaminieten stond Abidan, de zoon van Gidoni.
25. Als laatste van alle legerplaatsen brak het vendel van de legerplaats der Danieten op volgens hun legerscharen; aan het hoofd van het leger van Dan stond Achiëzer, de zoon van Ammisaddai;
26. aan het hoofd van het leger van de stam der Aserieten stond Pagiël, de zoon van Okran;
27. aan het hoofd van het leger van de stam der Naftalieten stond Achira, de zoon van Enan.
28. Aldus was de orde van opbreken der Israëlieten volgens hun legerscharen. En zij braken op.
29. Toen zeide Mozes tot Chobab, de zoon van de Midjaniet Reüel, de schoonvader van Mozes: Wij trekken op naar de plaats waarvan de Here gezegd heeft: Ik zal u haar geven; ga met ons, dan zullen wij u weldoen, want de Here heeft het goede gesproken over Israël.