29. Doch Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk mijns Vaders.
30. En na de lofzang gezongen te hebben vertrokken zij naar de Olijfberg.
31. Toen zeide Jezus tot hen: Gij zult allen aan Mij aanstoot nemen in deze nacht. Want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen der kudde zullen verstrooid worden.
32. Doch nadat Ik zal zijn opgewekt, zal Ik u voorgaan naar Galilea.
33. Petrus antwoordde en zeide tot Hem: Al zouden allen aanstoot aan U nemen, ik nooit!
34. Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, in deze nacht, eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen.
35. Petrus zeide tot Hem: Zelfs al moest ik met U sterven, ik zal U voorzeker niet verloochenen. Zo spraken ook al de discipelen.
36. Toen ging Jezus met hen naar een plaats, genaamd Getsemane, en Hij zeide tot de discipelen: Zet u hier neder, terwijl Ik heenga om daar te bidden.