10. Doch terwijl ze heengingen om te kopen, kwam de bruidegom, en die gereed waren, gingen met hem de bruiloftszaal binnen, en de deur werd gesloten.
11. Later kwamen ook de andere maagden en zeiden: Heer, heer, doe ons open!
12. Maar hij antwoordde en zeide: Voorwaar, ik zeg u, ik ken u niet.
13. Waakt dan, want gij weet de dag noch het uur.
14. Want het is als een mens, die bij zijn vertrek naar het buitenland zijn slaven riep en hun zijn bezit toevertrouwde.
15. En de een gaf hij vijf talenten, een ander twee, een derde één, een ieder naar zijn bekwaamheid, en hij reisde buitenslands.