25. Nu waren er bij ons zeven broeders. En de eerste huwde en stierf daarop, en daar hij geen nakomelingschap had, liet hij zijn vrouw na aan zijn broeder.
26. Eveneens de tweede en de derde tot de zevende toe.
27. Het laatst van allen stierf de vrouw.
28. Van wie van de zeven zal zij dan in de opstanding de vrouw zijn? Want allen hebben haar tot vrouw gehad.
29. Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gij dwaalt, want gij kent de Schriften niet noch de kracht Gods.