23. En toen Hij de tempel was binnengegaan, naderden de overpriesters en de oudsten des volks Hem, terwijl Hij leerde, en zij zeiden: Krachtens welke bevoegdheid doet Gij deze dingen? En wie heeft U deze bevoegdheid gegeven?
24. Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ik zal u ook een vraag stellen en indien gij Mij daarop antwoord geeft, zal Ik u ook zeggen, krachtens welke bevoegdheid Ik deze dingen doe.
25. Vanwaar was de doop van Johannes? Uit de hemel of uit de mensen? En zij overlegden onder elkander en spraken: Indien wij zeggen: Uit de hemel, zal Hij tot ons zeggen: Waarom hebt gij hem dan niet geloofd?
26. Doch indien wij zeggen: Uit de mensen, zijn wij bevreesd voor de schare, want zij houden allen Johannes voor een profeet.
27. En zij antwoordden en zeiden tot Jezus: Wij weten het niet. Hij van zijn kant zeide tot hen: Dan zeg Ik u ook niet, krachtens welke bevoegdheid Ik deze dingen doe.
28. Wat dunkt u? Iemand had twee kinderen. Hij ging naar de eerste en zeide: Kind, ga en werk vandaag in de wijngaard.
29. En hij antwoordde en zeide: Ja, heer, maar hij ging niet.
30. Hij ging naar de tweede en sprak evenzo. En deze antwoordde en zeide: Ik wil niet, maar later kreeg hij berouw en ging toch.
31. Wie van de twee heeft de wil van zijn vader gedaan? Zij zeiden: De laatste. Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, de tollenaars en de hoeren gaan u voor in het Koninkrijk Gods.
32. Want Johannes heeft u de weg der gerechtigheid gewezen en gij hebt hem niet geloofd. De tollenaars en de hoeren echter hebben hem geloofd, doch hoewel gij dat zaagt, hebt gij later geen berouw gekregen en ook in hem geloofd.
33. Hoort een andere gelijkenis.Er was een heer des huizes, die een wijngaard plantte, en er een heg omheen zette, en er een wijnpers in groef en een toren bouwde; en hij verhuurde die aan pachters en ging buitenslands.
34. Toen nu de tijd der vruchten naderde, zond hij zijn slaven naar die pachters om zijn vruchten in ontvangst te nemen.
35. Maar de pachters grepen zijn slaven, sloegen de ene, doodden de andere en stenigden een derde.
36. Hij zond weder andere slaven, nog meer dan eerst, en zij behandelden hen op dezelfde wijze.